De papieren krant bestaat over tien jaar niet meer, was de prikkelende stelling van college Leon Krijnen in zijn weblog. Nou houdt Leon wel van een beetje provoceren, en overdrijven is iets wat haast van nature bij een column hoort. Maar het stukje zette me wel aan het denken. In grote lijnen heeft hij namelijk gelijk.
Het is een ontwikkeling die haast onontkoombaar is, maar vrijwel consequent wordt genegeerd in krantenland. Vorige week hadden we de jaarlijkse plenaire redactievergadering. Het ging uiteraard om de aanhoudende oplagedalingen. Dat we dat als redactie deels kunnen opvangen door te investeren in kwaliteit. En deels door een compacte nieuwskrant te gaan maken. Op tabloidformaat uiteraard, het onvolprezen wondermiddel dat de krantenwereld gaat redden.
De realiteit is dat papier het gewoon helemaal af gaat leggen. Collegae voegen daar vaak meteen de woorden ‘vrees ik’ aan toe. Wat een gemiste kans: de mediawereld bevindt zich juist nu op een van de spannendste kruispunten in haar bestaan. Omdat de mogelijkheden legio zijn, en een simpele kleine aanpassing in de productformule van de krant niet meer helpt.
De kinderen van tegenwoordig lezen niet meer, klagen verslaggevers dan. Klopt. Mijn neefje van vijftien had geen zin om mijn prachtige, paginalange verhaal over voetballer David Mendes da Silva te lezen. Over zijn jeugd als straatvoetballertje in Rotterdam-West. ‘Aan zo’n lang stuk begin ik niet eens’, riep mijn neefje.
Daarover kun je klagen, maar je zou ook je boodschap er op aan kunnen passen. Korter schrijven, bijvoorbeeld. Dat willen de meeste journalisten niet, omdat een lang verhaal leuker is om te maken. Maar je zult je moeten aanpassen aan de ontwikkelingen in de maatschappij. En met korter schrijven ben je er dan nog lang niet.