In het nummer Sure Shot van de Beastie Boys zit een intrigerende tekstregeltje: ‘It is the Taking of the Pelham 1 2 3’. Nooit geweten waar de New Yorkers het precies over hadden, tot ik vorige week in Noorwegen de gelijknamige film zag.
John Godey schreef de thriller in 1974 over een metro in New York die gekaapt wordt. Een grotestadsnachtmerrie ontvouwt zich, met hoofdrollen voor de leider van de treinkaper en voor de verkeersleider van de metro.
In de meest recente incarnatie op film zijn die rollen weggelegd voor respectievelijk een zwaar getatoeëerde John Travolta en de van omkoping verdachte Denzel Washington. Travolta trapt in de val van de coole supercrimineel: hij wil iets te nadrukkelijk gek, gevaarlijk en populair zijn. Het contrast is groot met de ingehouden Washington, die zijn tegenspeler vrijwel alleen via de portofoon spreekt tijdens onderhandelingen over het losgeld.
Regisseur Tony Scott weet hoe hij van dit gegeven een vlotte thriller moet bakken. Een enkele keer resulteert dat in gebakken lucht (het hele gedoe om het losgeld door de stad te krijgen). Maar The Taking of the Pelham 1 2 3 intrigeert op andere momenten wel, als de hoofdrolspelers verbaal met elkaar in duel gaan.
Dan is de film dan meer dan een thriller, zoals de New York Times terecht concludeert. Want geen enkele hoofdrolspeler heeft een onbevlekt moreel blazoen. Wie goed doet en wie niet, is puur een gevolg van individuele keuzes, meest als gevolg van hebzucht. Tegelijkertijd toont de film de paranoia van New York post-9/11. Dat maakt The Taking of the Pelham 1 2 3 een graadje beter dan de standaard thrillers uit Hollywood.