Het is niet moeilijk om te zien waarom Wallonië zich uitstekend leent als filmdecor. Vergane glorie en tristesse liggen voor het oprapen in het economisch achtergebleven deel van België, en die twee ingrediënten lenen zich uitstekend voor films over de zelfkant van het leven.
De broers Dardenne bewezen dat al meerdere keren (Rosetta, Le fils, Le silence de Lorna). Bouli Lanners is de zoveelste regisseur die Wallonië van zijn sombere kant laat zien. Rauw, ongepolijst, als de blues die tussen de verschillende handelingen in Eldorado steeds klinkt.
Junk
Lanners speelt zelf de hoofdrol als Yvan, een verkoper van tweedehands Amerikaanse auto’s. Op een avond treft hij onder zijn bed de inbreker Elie aan. Die dreigt met een mes, Yvan met een uitlaat.
Het duo raakt uiteindelijk in de ochtend even slaags, maar later op de dag biedt Yvan de junk een lift aan naar zijn ouders, die aan de Franse grens wonen. Eldorado wordt vervolgens een onvervalste roadmovie, met eindeloze landschappen en desolate pompstations. Dat België daarvoor veel te klein is, doet er niet toe.
Bizarre ontmoetingen
Zoals dat gebeurt in roadmovies, groeien de mannen naar elkaar toe. Ze doorstaan meerde bizarre ontmoetingen, onder andere met een waarzegger die auto’s verzamelt waarmee voetgangers dood zijn gereden. Hij bewaart de krantenknipsels als bewijs.
Absurd en hilarisch, een beetje zoals het werk van de gebroeders Coen. Maar door al die curieuze gebeurtenissen heen blijven de karakters van Yvan en Elie geloofwaardig. Zonder opsmuk leren we hun achtergronden kennen, zonder dat Lanners in de tachtig minuten durende film ook maar een scène te veel gebruikt. De regisseur toont zich behaagziek noch naïef: aan het einde blijkt dat het leven, tenminste in Wallonië, loopt zoals het loopt en niet altijd een happy ending heeft.