Als je de Nobelprijs voor literatuur hebt gewonnen, kun je serieus goed schrijven. Daarover kan geen discussie bestaan. Maar het betekent niet automatisch dat het mooi of makkelijk te lezen werk is.
Orhan Pamuk is een begenadigd mens. En zijn Istanbul is een mooie ode aan de stad. Het boek is een mengeling van jeugdherinneringen, fantasieën en een korte historie van de metropool aan de Bosporus. De Turkse auteur beschrijft vooral de melancholie, de hang naar de glorietijd van het Ottomaanse rijk. Vergane glorie, meent hij, en de huidige verwestersing is zeker geen stap vooruit.
Dat gevoel blijft hangen na het lezen van Istanbul. Binnenkort staat ook Sneeuw, een andere recente roman van hem, nog op het leesprogramma. Maar hopelijk is dat een stuk minder inspannend lezen dan Istanbul. Mooi gemaakt, maar publieksvriendelijk is anders. Want het is geen toeval dat een voorbeeld mijnerzijds op zich laat wachten tot het eind van dit artikel. Want wie zou er door blijven lezen na de volgende zin, die exemplarisch is voor de schrijfstijl van het boek?
Iedere keer dat ik me deze auteurs tezamen voor de geest haal, bedenk ik dat wat een stad haar eigen karakter geeft, niet alleen haar karakteristieke verschijning is, meestal een toevallig samenraapsel van haar topografie, gebouwen en mensen, maar ook de mengeling van de herinneringen van mensen als ik, die vijftig jaar in dezelfde straat wonen, en de al dan niet verborgen toevallige ontmoetingen waardoor de letters, kleuren, beelden bijeen worden gehouden.